In het kavelpaspoort kunt u lezen waaraan het bouwen en het inrichten van een kavel moeten voldoen. Daarnaast geldt op een kavel een bestemmingsplan.

Algemeen

Wij raden u aan om voor het ontwerpen van de woning en het inrichten van het kavel een deskundig adviseur in te schakelen. Voor het bouwen van een woning gelden steeds meer specifieke richtlijnen en voorwaarden die om de kennis van een specialist vragen. In het proces van kavel tot woning blijft u als initiatiefnemer verantwoordelijk voor het aanleveren van de benodigde informatie. Het is dus belangrijk dat u de aanvraag vanaf het eerste moment zorgvuldig opbouwt.

Saronix en Lookwartier

De verkavelingen van het Saronixterrein en het Lookwartier sluiten aan bij het thema ‘ontspannen wonen’. De kenmerken van ontspannen wonen zijn een groene en ruime sfeer en een gemengde woonbebouwing. Op het Saronixterrein en in het Lookwartier zet de gemeente in op groen en natuurinclusief bouwen. De gemeente wil de plangebieden zodanig ontwikkelen dat een prettige leefomgeving ontstaat die goed is voor het welzijn en de gezondheid van de bewoners. Daarnaast is groen en natuur-inclusief bouwen belangrijk voor klimaatverbetering en voor het beschermen van diersoorten. Een toelichting op groen en natuurinclusief bouwen staat in de brochure die bij dit kavelpaspoort hoort: “Natuurinclusief bouwen in ideeën”.

Regels voor de kavels

Gebruik

  • De bestemming van het perceel is wonen.
  • Op eigen terrein dienen voldoende parkeerplaatsen te komen. De richtlijn van de gemeente is 2 parkeerplaatsen per woning. Let op: twee parkeerplaatsen achter elkaar op de oprit telt de gemeente als één.

Bouwenvelop

  • De woning heeft een heldere en eenduidige hoofdvorm.
  • De bebouwing bestaat uit één of twee bouwlagen met een groen-blauw dak. Het doel van het groen-blauw is het opvangen en vasthouden van regenwater en het leveren van een bijdrage aan de stadsnatuur. Een ander dak is mogelijk, mits u daarmee hetzelfde doel op een andere wijze weet te realiseren. Zie daarvoor de regels onder ‘groen en natuurinclusief bouwen’.
  • Dakkapellen zijn ondergeschikt aan de hoofdvorm van het dak.
  • Het totale bebouwde oppervlak (hoofd-, aan- en bijgebouwen) beslaat maximaal 50% van het perceel.
  • Bijbehorende gebouwen zijn duidelijk ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
  • Het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende gebouwen is per woning maximaal 100 m², mits het gezamenlijke oppervlak aan bebouwing niet meer bedraagt dan 50% van het totale oppervlak van het kavel.
     

Beeldkwaliteit

  • Zowel traditionele als moderne architectuur is mogelijk. Belangrijk is het integreren van maatregelen met betrekking tot duurzaamheid en het groen en natuurinclusief bouwen.
  • Veel aandacht voor details, afwerking en uitstraling. Dat geldt ook voor het dak en de dakranden of gevelbeëindigingen en voor de entrees.
  • Alle zijden van de woning richting de openbare ruimte hebben een open en verzorgde uitstraling.
  • Voor dubbelwoningen: extra aandacht voor de eigenheid van de panden binnen de eenheid. Dit kan bijvoorbeeld door segmentering en verspringing van de hoofdvorm, door subtiele detaillering van het basismateriaal en door lichte kleurnuances.

Duurzaamheid

  • De woningen voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Energieopwekkende materialen, zoals zonnepanelen, integraal opnemen in de architectuur van de bebouwing.
  • De bebouwing bestaat uit hoogwaardige en duurzame materialen.
  • Voor de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) geldt een maximum grenswaarde van 1,0.
  • Klimaatadaptatie: aantoonbaar tegengaan van hittestress in de woning en in de omgeving van de woning Bijvoorbeeld door groene, met planten begroeide, gevels, door slim gebruik van materialen en/of door slim gebruik van kleuren.
  • Regenwater van het dak en verharde oppervlakken infiltreren in de eigen tuin. Een zo groot mogelijk deel van het perceel onverhard laten draagt daaraan bij.
     

Groen en natuurinclusief bouwen

Hittestress

  • De bebouwing mag bij de hoogste zonnestand op 21 juni niet meer dan 20% zonlicht weerkaatsen richting de openbare ruimte.
  • De bebouwing heeft een warmtewerende en verkoelende gevel. Minimaal 25% van het geveloppervlak bestaat uit groen. Een groene gevel realiseert een temperatuurverschil van tenminste 5C lager dan de maximale temperatuur die zonder maatregelen optreedt.
  • Wij dringen aan op het aanplanten en in stand houden van inheemse bomen. U dient te streven naar een schaduwplek op de kavel van minimaal 18 m2 bij de hoogste stand van de zon, 10 jaar na aanplant van de bomen.

Droogte en wateroverlast

  • Met het oog op de toenemende (extreme) droogte mag hemelwater dat op verharding (bebouwing en tuinverharding) valt, niet meer terecht komen in de riolering. Alle hemelwater moet men op de eigen kavel in de bodem infiltreren en bergen. Op het perceel komt in ieder geval een waterberging van minimaal 20 liter (20 mm) voor het Lookwartier en 30 liter (30 mm) voor het Saronixterrein per m² bebouwd oppervlak. Om de waterberging beschikbaar te houden geldt voor het vasthouden en ledigen van de waterberging een termijn van maximaal 2 dagen.
  • Op het kavel mag men geen verharding aanbrengen of materiaal dat de inzijging van water belemmert, zodat niet meer is te voldoen aan het voorgaande punt.
  • Met het oog op het beperken van wateroverlast voorziet een blauw-groen dak in een waterbergingscapaciteit van ten minste 50 milliliter. Voor het vasthouden en ledigen van de berging geldt een termijn van maximaal 2 dagen.

Schuil- en nestvoorzieningen

  • Integraal in de architectuur en bouwkundige detaillering opnemen van schuil- en nestvoorzieningen voor (beschermde) diersoorten. Bijvoorbeeld speciaal ingebouwde vleermuiswanden, vogelruimten onder dakpannen neststenen voor huismussen. De gidssoorten in deze omgeving zijn: huismus, gierzwaluw, dwergvleermuis, laat- vlieger (vleermuissoort) en egel.
  • Het toepassen van gebouwgebonden ingrepen, zoals groene daken en/of groene gevels.
  • De erfafscheidingen zijn natuurlijk (groen) en bevatten faunavoorzieningen. De gidssoorten in deze omgeving zijn: huismus, gierzwaluw, dwergvleermuis, laatvlieger (vleermuissoort) en egel.
  • Voor de kavelverkoop geldt dat het plan voor de bebouwing en de inrichting van de kavel minimaal 2 van de volgende 3 punten moet bevatten: een verblijfplaats voor vleermuizen, een nestplaats voor gierzwaluwen, een nestplaats voor huismussen.

Puntensysteem

  • Om de groene- en klimaatdoelen te realiseren hanteert de gemeente een puntensysteem bij de verkoop van een kavel. Elke maatregel die bijdraagt aan een groen- of klimaatdoel levert een bepaald aantal punten op. Een initiatiefnemer moet minimaal 7 punten aan maatregelen in zijn plan opnemen voordat de gemeente overgaat op verkoop van de kavel.
Maximum aantal punten per maatregel
MaatregelUitvoeringVoorwaardePunten
Groen-blauw dakMet alleen sedum, of met (ook) grassen, kruiden, dwergheesters, struikenWaterberging van ten minste 50 mm2
Groene gevelGevelgroen en/of geveltuinPer 25% van het totale geveloppervlak2

Schuil- en nestvoorzieningen*

Verblijfplaats voor vleermuizenPer voorziening (spouwruimte / inmetselkast)1
Schuil- en nestvoorzieningen*Nestplaats voor gierzwaluwenPer voorziening in dak of onder daklijst1
Schuil- en nestvoorzieningen*Nestplaats voor huismussenPer voorziening in dak of rond dakgoot1
TuinNatuurlijke erfafscheiding: gemengde haag of beplantingMeer dan 3 gebiedseigen soorten en vanaf 50% van de kavelomtrek1
TuinCluster inheemse struiken of vogelbosjePer 10% van onbebouwde deel van kavel1
TuinInsectenhotelAfmeting en keuze: zie brochure1
TuinInheemse flora en vaste plantenPer 20% onverhard tuinoppervlak1
TuinFaunapassage onder erfafscheidingPer 5 plekken1
Tuin Takkenril / plek voor tuinafval (schuilgelegenheid fauna)Per 5 meter lengte1
TuinNatuurlijke waterpartijPer 5m² wateroppervlak 1

* Schuil- en nestvoorzieningen: verplicht minimaal 2 punten